De turbogeschiedenis kent een rijke historie. De heren Daimler en Rudolf Diesel probeerden al in de beginjaren van de verbrandingsmotoren om de prestaties van de motor te verhogen en het brandstofverbruik te verminderen door lucht samen te persen. In 1905 werd een octrooi afgegeven voor het hergebruiken van uitlaatgassen voor de aandrijving van een turbine. De Zwiterse ingenieur Alfred Büchi ontwierp dit geheel zo dat de turbine een compressor aan ging drijven. De allereerste turbo vormde al direct de basis van de turbo zoals wij deze nu kennen. Büchi slaagde erin om met deze combinatie een verhoging van de output van 40% te realiseren.
De eerste turbo’s waren, dankzij hun grote afmetingen, enkel geschikt voor grote motoren zoals bijvoorbeeld in scheepsmotoren. De eerste toepassing van turbo’s in de bedrijfswagensector kwam in 1938, toen de Zwiterse vrachtwagenfabriek Saurer de turbo ging gebruiken. De nadruk lag hierbij op betere prestaties bij hoge belasting van de motoren. Chevrolet en Oldsmobile waren de eerste personenwagenfabrikanten die, in de jaren 70, de turbo gingen gebruiken. Vaak was dit gebruik van tijdelijke aard. Want ondanks de technische verbetering van de turbo’s, waren ze nog niet zo betrouwbaar als nu.
Pas na de grote oliecrisis in 1973 werd de turbo algemeen aanvaard in de bedrijfswagensector. Tegenwoordig zijn bijna alle dieselmotoren in bedrijfswagens uitgerust met turbo’s. In de jaren 70 werd de uitlaatgas turbo ook geschikt gemaakt voor de steeds populairder wordende benzine motor. Fabrikanten als BMW en Saab brachten als een van de eersten auto’s op de markt welke uitgerust zijn met benzinemotoren én turbo’s. Vrijwel alle fabrikanten volgden deze ontwikkeling waardoor veel hedendaagse merken nu auto's met benzinemotoren en turbo's leveren.
Motoren met turbo’s kregen een soort statussymbool. De benzinemotoren met een turbo zorgden voor zeer hoge prestaties maar zorgden tegelijkertijd voor het turbo-gat; turbo's waren zo nog niet economisch genoeg, ze waren wat aan de grote kant en reageerden laat op het gaspedaal. Dit betekende uiteraard comfortverlies, maar door verdere ontwikkeling en verkleining van de turbo’s kon dit probleem verholpen worden. De échte doorbraak van de turbo’s kwam dankzij de Golf van Volkswagen en de 300 SD van Mercedes Benz in 1978. Vandaag de dag zijn vrijwel alle nieuwe dieselmotoren voorzien van een turbo.
Naast het gebruik van turbo’s om de prestaties te verhogen, worden ze ook gebruikt om een brandstofbesparing te realiseren en de kwaliteit van de uitlaatgassen te verbeteren. Een ander voordeel van het toepassen van turbo’s zijn de lagere productiekosten. Een 4 cilinder turbomotor produceren kost minder dan het produceren van een 6 cilinder motor zonder turbo. Daarnaast is een 6 cilinder motor uiteraard groter en zwaarder dan de 4 cilinder turbomotor waardoor het totale gewicht van het voertuig én het brandstofverbruik negatief worden beïnvloed.
Neem contact op met onze productspecialisten, zij denken graag met u mee!
Klik hier en stel uw vraag!